WONEN
Momentum voor impactvolle beleggingen
Nederlandse huurwoningen vormen al decennialang een belangrijk onderdeel van de beleggingsportefeuille van Nederlandse pensioenfondsen en verzekeraars. De beleggingsmarkt voor Nederlandse woningen is in de afgelopen jaren echter fors veranderd door gestegen rentes, dalende waardes, fiscale aanpassingen en de toenemende regulering op de huurwoningmarkt. Inmiddels zijn de rentes gestabiliseerd, stijgen de waardes weer en is de onzekerheid over regulering voorbij. Door een toenemende vraag naar huurwoningen in alle prijssegmenten is het leegstandsrisico laag en is er een stabiel rendement te behalen. Er kan bijgedragen worden aan grote maatschappelijke opgaves door extra aandacht voor betaalbaarheid en verduurzaming waarbij een stabiel financieel rendement gepaard gaat met een maatschappelijk rendement. De mogelijkheden om in Nederlandse woningen te investeren nemen hierdoor de komende jaren toe.
Californieplein, Haarlem
Keerpunt is bereikt
De activiteit van institutionele beleggers op de woningbeleggingsmarkt is sinds 2022 gedaald door een mix van stijgende rentes, fiscaal- en huurbeleid en rechtszaken. Er zijn echter steeds meer signalen dat het keerpunt bereikt is.
Door de stijgende rentes hebben institutionele beleggers een te hoge allocatie naar vastgoed (zie ook de analyse in het algemene deel van deze Outlook). Daarnaast heeft de renteaanpassing ervoor gezorgd dat de waardes van Nederlandse woningbeleggingen sinds de piek in 2022 in twee jaar tijd met in totaal 15 procent gedaald zijn. Inmiddels zijn de kapitaalmarktrentes gestabiliseerd waardoor de waarderingen herstellen en er ook door waardestijgingen in andere asset classes geen sprake meer is van overallocatie. Door de hogere rentes is de externe financiering van vastgoedbeleggingen duurder geworden. Hierdoor hebben institutionele beleggers, die in de meeste gevallen niet of beperkt gebruik maken van vreemd vermogen, een competitief voordeel ten opzichte van partijen die meer gebruik maken van externe financiering.
Een andere oorzaak van de lage activiteit op de beleggingsmarkt zijn de fiscale- en huurmaatregelen die de afgelopen jaren genomen zijn. Op fiscaal gebied heeft met name de verhoging van de overdrachtsbelasting naar 10,4 procent voor een grote negatieve impact op de waardes van beleggingsportefeuilles en haalbaarheid van nieuwbouw gezorgd. Naar verwachting zal de overdrachtsbelasting in 2026 naar 8 procent gaan wat voor enige verlichting zorgt.
Naast fiscale maatregelen zijn er ook wijzigingen in huurregulering geweest. De verlenging van de Wet Nijboer zorgt ervoor dat huurders beter beschermd zijn tegen excessieve stijging van de contracthuur. De inwerkingtreding van de Wet Betaalbare Huur heeft in 2024 veel aandacht gevraagd van institutionele beleggers. Na een wetgevingsproces van enkele jaren is er nu duidelijkheid voor zowel huurders als beleggers. De impact lijkt relatief beperkt te zijn voor de meeste institutionele beleggers.
Een onzekerheid waarmee institutionele woningbeleggers nog te maken hebben zijn de rechtszaken over het huurverhogingsbeding. Het beding, dat de maximaal toegestane huurverhoging bepaalt, zou volgens kantonrechters in strijd zijn met Europese consumentenwetgeving waardoor bij vernietiging hiervan het risico op terugbetaling van huurpenningen bestaat. Inmiddels lijkt het erop dat het huurverhogingsbeding standhoudt, waardoor deze onzekerheid zal verdwijnen. Belangrijk daarbij is het oordeel van de Hoge Raad dat eind 2024 wordt verwacht. Met de stabilisatie van de rentes en duidelijkheid over regulering ontstaat momentum voor institutionele beleggers om Nederlandse woningbeleggingen toe te voegen aan de portefeuille. Daarnaast hebben institutionele beleggers door de hogere rentestanden een betere positie op de beleggingsmarkt dan enkele jaren geleden doordat zij veel minder met vreemd vermogen werken dan andere beleggers en daardoor beperkt last hebben van hogere (her)financieringskosten. Indicaties van enkele early-movers wijzen erop dat institutioneel geld weer naar de Nederlandse woningbeleggingsmarkt toekomt.
FIGUUR 1: Ontwikkeling rente en woningrendementen
Bron: MSCI, Oxford Economics, bewerking door Achmea Real Estate (2024)
Structurele grote vraag drijft prijzen op
Boezemlaan, Rotterdam
De komende decennia blijft er een grote vraag naar woningen in Nederland. Landelijk is sprake van een woningtekort van circa vijf procent maar in regio’s in en rond de Randstad (kansenkaart 1 t/m 3) is het tekort nog enkele procentpunten hoger.
Bevolkingsprognoses voorspellen dat het woningtekort de komende decennia zal aanhouden. Ondanks extra stimulering van het Rijk blijkt de benodigde jaarlijkse nieuwbouwproductie van 100.000 woningen moeilijk haalbaar. Verkorting van planvorming en snellere bouwtijd door industrieel bouwen moeten de bouw doen versnellen maar het effect hiervan is nog niet zichtbaar in de nieuwbouwcijfers. Volgens voorspellingen van ABF Research zal pas in 2027 voor het eerst de 100.000 nieuwbouwwoningen bereikt worden. De verwachting is daarom dat er in 2040 nog een landelijk woningtekort van 2,2 procent zal zijn, net boven het streefpercentage dat op 2 procent ligt. Door de relatief schaarse bouwgrond en het strenge ruimtelijk ordeningsbeleid in Nederland is het daarnaast onwaarschijnlijk dat er meer gebouwd gaat worden dan de woningbehoefte. Ook zijn pieken in de immigratie, zoals extra arbeidsmigratie vanwege de vergrijzing, moeilijk te voorspellen maar kunnen deze het woningtekort nog doen toenemen in de komende decennia.
“Schaarste zal aanhouden”
Een gevolg van het woningtekort is dat vraag naar huurwoningen zeer groot is en blijft. Dit heeft geresulteerd in leegstandsniveaus die in 2024 voor Nederlandse institutionele woningen rond de 1,5 procent liggen (MSCI). Het afzetrisico is daarmee ook zeer laag, getuige ook de vele inschrijvingen bij nieuwbouwprojecten die soms oplopen tot wel 20 keer de beschikbaarheid. Daarnaast zorgt de schaarste voor hard stijgende markthuurprijzen die medio 2024 op recordniveaus uitgekomen zijn en de beleggingswaarde opstuwen.
Ook op de koopmarkt is het effect van de krapte zichtbaar. Hoewel de huizenprijzen vanaf medio 2022 nog een dalende beweging toonden, hebben de stijgende lonen gezorgd voor een ruimer hypotheekbudget en zijn de prijzen voor koopwoningen begin 2024 naar recordhoogte gestegen. Een resultaat is dat de verhouding tussen de waarde in verhuurde staat en de leegwaarde, de zogenaamde leegwaarderatio, gedaald is tot ongeveer 70 procent. Het uitponden van huurwoningen vormt hiermee een alternatieve strategie voor institutionele beleggers om extra rendement te behalen. Dalende mutatiegraden op de huurmarkt zorgen er wel voor dat een dergelijke strategie meer tijd kost dan een complexmatige verkoop.
FIGUUR 2: Ontwikkeling van waardes en prijzen (2015=100)
Bron: MSCI, Kadaster, CBS, bewerking door Achmea Real Estate (2024)
FIGUUR 3: Verwacht absoluut en relatief woningtekort
Bron: ABF Research, bewerking door Achmea Real Estate (2024)
Justus, Amsterdam
Focus op betaalbaarheid
Het effect van het woningtekort is dat de betaalbaarheid op de woningmarkt een zorgpunt is geworden. Voor de lage inkomens zijn de wachtlijsten voor sociale huur nog steeds lang. Middeninkomens verdienen in veel regio’s te weinig om een woning te kopen of in de vrije sector te huren. Door de afgenomen betaalbaarheid is in de afgelopen jaren steeds meer regulering ingevoerd op de huurwoningmarkt. Gemeentes hebben in middenhuurverordeningen maximale huurprijzen toegevoegd in hun woningbouwprogramma’s. Daarnaast heeft het geleid tot de Wet Betaalbare Huur waarover in 2024 eindelijk duidelijkheid is gekomen. Woningen met minder dan 187 WWS-punten, behorend bij een huur van € 1.156 (prijspeil 2024), worden gemaximaliseerd op de maximale redelijke huur die blijkt uit het aantal WWS-punten. Onderdeel van de wet is ook een herziening van het woningwaarderingsstelsel (WWS) met onder andere een hogere waardering voor goede energielabels en een nieuwbouwopslag. Het beleid van institutionele beleggers in de afgelopen jaren om in te zetten op verduurzaming van de bestaande portefeuille zorgt ervoor dat de directe impact van de Wet Betaalbare Huur relatief beperkt is. Daarnaast is er vaak nog ruimte tussen contracthuur en markthuur waardoor de woningen bij wederverhuur niet in alle gevallen in huurprijs achteruitgaan.
Om extra aanbod te creëren moet van de totale nieuwbouwopgave in Nederland 40 procent een middenhuur- of betaalbare koopwoning zijn. Zowel op landelijk niveau als door lokale overheden wordt hierop gestuurd in de programmering van bouwprogramma’s. Hiervoor ligt een gezamenlijke opgave voor woningbouwcorporaties en marktpartijen waaronder institutionele beleggers. Naar verwachting komt er dan ook veel beleggingsaanbod in dit segment de komende jaren.
Waar de impact van de Wet Betaalbare Huur op de bestaande portefeuilles beperkt is, is deze voor nieuwbouwacquisities groter. Ondanks de nieuwbouwtoeslag van 10 procent in het vernieuwde WWS zorgt de wet voor een negatief effect op de huurinkomsten door de beperking van aanvangshuren en de inflatievolgende huurgroei van de maximale redelijke huur. Daarnaast heeft een groot deel van de Nederlandse gemeentes eigen middenhuurbepalingen die van toepassing zijn op nieuwbouwprojecten waardoor er een stapeling van regulering ontstaan is.
“Naast een financieel rendement kan op lokaal niveau impact gemaakt worden”
Gecombineerd met de fors gestegen bouwkosten zorgt de huurprijsbeperking ervoor dat de aanvangsrendementen in het middensegment laag zijn. Het risico is echter ook veel lager door de grote doelgroep die aangetrokken wordt. Historisch gezien liggen de leegstandspercentages en exploitatielasten van woningen onder de middenhuurgrens lager dan die van duurdere huurklassen. Zeker in economisch onzekere tijden, zoals tijdens de COVID-19 pandemie en de nasleep van de financiële crisis, waren de verschillen groot. Mede door de lage leegstandspercentages is het langjarig totaalrendement van middenhuurwoningen vergelijkbaar met dat van sociale huurwoningen maar ruim een procentpunt hoger dan duurdere huursegmenten. Daarnaast zijn de rendementen veel minder volatiel en is het risico dus zeer laag (bron: MSCI).
Naast een financieel rendement kunnen institutionele beleggers impact maken met middenhuurwoningen. Door te beleggen in dit segment kan bijgedragen worden aan een groot maatschappelijk probleem in Nederland: voldoende huisvesting voor middeninkomens. Met voorrang voor huurders uit zogenaamde sleutelberoepen kan daarnaast ook op lokaal niveau impact gemaakt worden doordat het mogelijkheden biedt aan bijvoorbeeld leraren of zorgpersoneel om nabij hun werk te wonen. Ten slotte kan zo bijgedragen worden aan de doorstroming op de woningmarkt door middenhuurwoningen aan te bieden aan huishoudens die een sociale huurwoning achterlaten.
FIGUUR 4: Financiële leegstand per huurprijssegment (maandhuur, prijspeil heden)
Bron: MSCI, bewerking door Achmea Real Estate (2024)
Impact met midddenhuur: casus Justus in Amsterdam
In de Amsterdamse Sluisbuurt is de woontoren Justus gerealiseerd. Het gebouw bestaat uit 289 middenhuurappartementen en voorzieningen. Voor de woningen waren meer dan 10.000 geïnteresseerden. Door middel van een voorrangsregeling zijn 47 van deze woningen toegewezen aan mensen met een sleutelberoep zoals agenten, leraren en verpleegkundigen. Nog eens 19 nieuwe bewoners laten een sociale huurwoning achter, waardoor ruimte vrijkomt voor mensen op de wachtlijst. Het project toont enerzijds de grote vraag naar betaalbare huurwoningen in Nederland en anderzijds de mogelijkheden voor institutionele beleggers om met woningbeleggingen impact te maken.
Verduurzaming loont
Institutionele beleggers hebben al jaren een sterke focus op duurzaam vastgoed en lopen in Nederland voorop op het gebied van duurzaamheid. Bestaande portefeuilles zijn in de afgelopen jaren verduurzaamd door renovaties en het afstoten van woningcomplexen met lage energielabels. Gerealiseerde nieuwbouwwoningen van institutionele beleggers zijn door de strenge eisen die vaak verder gaan dan het bouwbesluit in de basis al energiezuinig. Hierbij wordt in toenemende mate door institutionele beleggers gebouwd met biobased- en circulaire materialen om de materiaaluitstoot van hun nieuwbouw te verminderen.
Waar institutionele beleggers al relatief duurzame portefeuilles hebben staat de huurwoningmarkt in totaal nog voor een aanzienlijke verduurzamingsopgave. Meer dan 400.000 huurwoningen in handen van marktpartijen hebben nog een energielabel D of lager. Om deze woningen te laten voldoen aan de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs is een investering van tientallen miljarden nodig. Verduurzaming kan daarnaast bijdragen aan lagere woonlasten en een hoger wooncomfort voor huurders. Het verduurzamen van woningen is echter financieel uitdagend vanwege de hoge renovatiekosten waarmee dit gepaard gaat. Er is hierbij sprake van een split-incentive: de eigenaar moet investeringen doen, terwijl dit slechts gedeeltelijk zorgt voor een waardevermeerdering, en de huurder profiteert van lagere energiekosten. Bovendien moet een meerderheid van de huidige huurders instemmen met de verduurzaming, wat het moeilijk maakt om een huurverhoging door te voeren. Investeringen in verduurzaming komen nu nog slechts deels direct terug in de waardering. Toch zijn er steeds meer aanwijzingen dat verduurzaming ook financieel bijdraagt aan het rendement. In de koopmarkt nemen de waardeverschillen tussen goede en slechte energielabels toe en ook op de beleggingsmarkt is deze trend waarneembaar. Uit onderzoek in opdracht van ARE blijkt dat verduurzaamde objecten na enkele jaren een outperformance hebben ten opzichte van vergelijkbare niet-verduurzaamde woningen.
Om de klimaatdoelen te behalen, komt er steeds meer regelgeving op het gebied van duurzaamheid. Een belangrijke maatregel is de introductie van de EPDB IV. Deze Europese wetgeving verplicht lidstaten om het energieverbruik in woningen tegen 2030 met 16 procent te verminderen ten opzichte van 2020. Nederland zal aanvullend beleid moeten ontwikkelen om deze doelstellingen te realiseren. De aangekondigde uitfasering van de energielabels E, F en G op de huurmarkt is een eerste stap in deze richting. Het is echter te verwachten dat er in de komende jaren meer aanvullend beleid zal volgen en duurzaamheid een groter effect zal hebben op de waardes. Hierdoor zal het waardeverschil tussen duurzame en niet duurzame woningen toenemen en de business case voor het verduurzamen van woningen verbeteren. Hierdoor ontstaan er kansen voor institutionele beleggers om een verduurzamingsstrategie te gaan hanteren door bestaande complexen met een laag energielabel te acquireren om deze vervolgens te verduurzamen. Institutionele beleggers kunnen hierbij de ervaringen van verduurzaming binnen hun eigen portefeuille toepassen.
"De business case voor het verduurzamen van woningen wordt steeds beter“
Voor institutionele beleggers zorgt verduurzaming van de eigen portefeuille ervoor dat het risico in de portefeuille vermindert. Het leidt tot lagere energiekosten voor huurders en zorgt dat de portefeuille voorbereid is op toekomstige regelgeving. Daarnaast zorgen institutionele beleggers met de verduurzaming voor impact door bij te dragen aan het oplossen van de slechte energieprestaties van een deel van de woningvoorraad.
FIGUUR 5: Verdeling energielabels Nederlandse woningvoorraad
Bron: RVO (2024), bewerking door Achmea Real Estate
Verduurzaming: Eengezinswoningen in Waddinxveen
In Waddinxveen heeft Achmea Real Estate in opdracht van PME Pensioenfonds 55 eengezinswoningen uit 1985 verduurzaamd van label D naar label A+. Onder andere door het toevoegen van zonnepanelen, een CO₂-gestuurd ventilatie systeem, isolerende deuren en HR++ glas hebben de woningen een verbeterde milieuprestatie gekregen. Daarnaast is er een hybride warmtepomp geïnstalleerd. Door de renovatie is het wooncomfort voor bewoners verhoogd en zijn de woonlasten verlaagd. Dit is één van de vele voorbeelden uit de portefeuille waarbij verduurzaming een positieve invloed heeft op de huurders en de duurzaamheid en tegelijkertijd het risico-rendementsprofiel verbeterd wordt.
Koolhoven, Tilburg
Beleggingsvisie
Met het ingaan van Wet Betaalbare Huur is er medio 2024 een nieuwe indeling ontstaan van de Nederlandse huurwoningmarkt. We kunnen hierbij onderscheid maken tussen sociale huur, middenhuur en vrije sector.
Sociale huur
Het sociale segment, traditioneel het domein van woningcorporaties, betreft woningen met een huurprijs tot €879,66. Vanwege de relatief lage huurprijzen zijn de aanvangsrendementen in de sociale huur over het algemeen te laag voor institutionele beleggers om in dit segment reguliere woningen te realiseren. Echter zijn er wel mogelijkheden om te beleggen in kleine woningen voor specifieke doelgroepen zoals studio’s voor studenten en jongeren in de grote en middelgrote steden (kansenkaart 1 en 2) of levensloopbestendige woningen met zorgvoorzieningen in vrijwel alle kansenkaartregio’s. Voor deze woningen blijft er naar verwachting een aanhoudende grote vraag vanuit starters en doorstromers en is de leegstand laag. Zowel voor jongeren als voor ouderen zorgen gedeelde voorzieningen zoals een gezamenlijke binnentuin of een woonkamer voor een beter woonproduct. Dit geeft ook kansen voor het vormen van woongemeenschappen om eenzaamheid te verminderen. Historisch gezien heeft het sociale segment in de MSCI benchmark hogere totaalrendementen behaald dan de vrije sector waardoor het financieel ook aantrekkelijk kan zijn.
Middenhuur
Beleggingen in de gereguleerde middenhuur (woningen van 147 tot 187 WWS-punten) hebben weliswaar een lager aanvangsrendement dan de vrije sector maar zijn toch interessant voor institutionele beleggers. Middenhuurwoningen zorgen namelijk voor stabiele huurinkomsten en een laag leegstandsrisico, ook in economisch mindere tijden. Een nadeel van beleggingen in dit segment is dat deze, naast een maximale huurprijs, in veel gevallen ook te maken hebben met uitpondrestricties. Deze lopen echter na verloop van tijd af waardoor er op termijn alsnog geprofiteerd kan worden van een waardestijging vanwege gestegen leegwaardes. Daarnaast kan impact gerealiseerd worden door het verhuren aan sleutelberoepen of door bij te dragen aan de doorstroming op de woningmarkt door te verhuren aan huishoudens die een sociale huurwoning achterlaten. Gemeentes hebben belang bij het voorzien van huisvesting voor middeninkomens en zullen een groot deel van hun woningbouwprogramma toewijzen aan dit segment. Landelijk beleid, zoals het wetsvoorstel Versterking Regie Volkshuisvesting en de lobby van het kabinet in Brussel om de staatsteunregels voor middenhuurwoningen te versoepelen, zal het aanbod van middenhuurbeleggingen alleen maar doen toenemen.
Biobased bouwen
Nieuwbouwwoningen zijn door de strenge eisen van het bouwbesluit en de aanscherping van de MPG al zeer duurzaam. Door bij de bouw biobased en circulaire materialen, zoals hout, te gebruiken kan de CO₂-uitstoot verlaagd worden. Daarnaast zorgen biobased materialen voor een beter binnenklimaat en zorgt het voor een kortere bouwtijd. Hoewel biobased bouwen nog iets duurder is, neemt het verschil af door schaalvergroting van de sector en toenemende kosten voor CO₂ intensieve materialen.
Vrije sector
Voor de vrije sector, met woningen boven de middenhuurgrens, geldt dat er enkel beperkingen zijn ten aanzien van de maximale contracthuurgroei. Vrije sector huurwoningen passen uitstekend in een institutionele beleggingsportefeuille. Doordat de aanvangshuur vrij bepaald kan worden kunnen de huurinkomsten in de huidige krappe markt ruim boven de inflatie groeien. Dit zorgt voor hogere looptijdrendementen. Wel is het segment door de relatief hoge huren gevoeliger voor economische schommelingen. Daarnaast zijn de mutatiegraden hoger dan bij lagere huurprijssegmenten doordat huurders in dit segment sneller naar de koopmarkt overstappen. Door niet aan de bovenkant van de huurmarkt te gaan zitten kan het verhuurrisico enigszins beperkt worden, bij welk niveau dit zo is verschilt sterk tussen regio’s en kenmerken van de woning. Hoewel het vrije segment voor institutionele beleggers zeer interessant is zal naar verwachting het aanbod in dit segment beperkt zijn en de concurrentie groot. Door de lage leegwaarderatio’s is het voor veel ontwikkelaars momenteel interessanter om dergelijke woningen via de koopmarkt te verkopen.
Studentenwoningen
Er is een aanhoudend tekort aan studentenwoningen in Nederland. Hierdoor is dit segment in grote universiteitssteden een interessante beleggingscategorie voor institutionele beleggers. Wel vereisen studentenwoningen een intensief property management vanwege de relatief hoge mutatiegraden. In sommige gevallen kan samenwerken met een gespecialiseerde studentenhuisvester een oplossing hiervoor zijn.
Niet overal zijn woningbeleggingen interessant
Hoewel er momenteel in vrijwel alle regio’s in Nederland nog sprake is van een woningtekort zal dit naar verwachting in de komende decennia niet meer overal het geval zijn. De verwachting is dat de groei van het aantal huishoudens de komende decennia het grootst in de steden zal zijn en dat de urbanisatietrend aanhoudt.
De nieuwe Nota Ruimte toont het voorlopige plan voor de inrichting van Nederland in 2050. Hierin wordt vooral ingezet op versterking van de agglomeraties in de zogenaamde Bandstad, dit is het gebied dat grofweg bestaat uit de Randstad en aangrenzende stedelijke regio’s waaronder Noord-Brabant, Noord-Limburg, Gelderland en Overijssel. Hierop zal door het Rijk zowel op het gebied van woningbouw als de benodigde infrastructuur volop ingezet worden. Door in stedelijke herstructureringslocaties en gebiedsontwikkelingen samen te werken met ontwikkelaars en corporaties kunnen institutionele beleggers bijdragen aan deze groei. Door vroegtijdig betrokken te raken in dergelijke ontwikkelingen hebben beleggers meer invloed op de plannen en kan op termijn geprofiteerd worden van waardegroei.
De demografische groei in de Bandstad wordt duidelijk in de kansenkaart (zie figuur 5) die een overzicht schetst van de huidige en toekomstige behoefte aan geliberaliseerde huurwoningen, evenals de aantrekkelijkheid van verschillende gemeenten. Met name in categorie 1 tot en met 3 zijn er veel beleggingskansen in vrijwel alle prijssegmenten. In categorie 4 en 5 zijn deze afhankelijker van het product en de locatie waarbij beperkter ruimte is voor woningen in de vrije sector die ruim boven de middenhuurgrens liggen. In kleinere gemeenten is de absolute vraag naar huurwoningen laag waardoor er slechts ruimte is voor kleinschalige woningcomplexen. Ook vergrijst in de komende decennia de bevolking in een deel van het land waardoor lokaal de woningvraag op termijn zal terugvallen. Dit is vooral in categorie 6 en 7 het geval, wel is hier nog steeds vraag naar levensloopbestendige huurwoningen voor ouderen.
FIGUUR 6: Kansenkaart Wonen 2025
Bron: Achmea Real Estate (2024)
Conclusie
Nederlandse huurwoningen zijn een essentieel onderdeel van de institutionele beleggingsportefeuille door de combinatie van stabiel rendement, laag risico en mogelijkheden tot het maken van impact in eigen land. Met de stabilisering van de kapitaalmarktrentes en duidelijkheid over regulering is er momentum ontstaan voor het toevoegen van vastgoedbeleggingen in de portefeuille. Idealiter heeft een institutionele beleggingsportefeuille een geografische gespreide mix van sociale-, midden- en vrije sector huurwoningen. De verhouding tussen de drie prijssegmenten is sterk afhankelijk van de eisen ten aanzien van risico, rendement en gewenste impact. In alle huurprijssegmenten zijn mogelijkheden voor institutionele beleggers om te beleggen maar naar verwachting zal het beleggingsaanbod in de middenhuur het grootst zijn gezien de grote opgaves in dit segment.
Deel deze pagina